In deze blog schrijf ik over de het reptielenbrein, zoogdierenbrein en mensenbrein. Het is een makkelijke manier om uit te leggen hoe het brein werkt en hoe het in relatie staat tot emoties en gedrag. Maak eens een vuist met je vingers over de duim heen geslagen. De pols en handpalm staan voor reptielenbrein. Hier wordt alle informatie die je via je zintuigen binnenkrijgt verwerkt. Zoals proeven, ruiken en horen. Het reptielenbrein functioneert onbewust, snel en instinctief. Het zoogdierenbrein is het topje van je duim. In het zoogdierenbrein ligt oa de Amygdala (emotiecentrum). De informatie die binnenkomt via het reptielenbrein wordt hier onderzocht op gevaar door informatie te vergelijken die al is opgeslagen aan herinneringen in ons ‘onbewuste’ geheugen.
Zoals de geur van een sinaasappel. Een geadopteerde Ierse man werd altijd misselijk bij het ruiken van sinaasappels. Hij begreep niet waarom. Toen hij zijn zus op latere leeftijd ontmoette vertelde zijn zus dat hij te vondeling was gelegd in een sinaasappelkist. De geur van de sinaasappels was voor hem een trigger: een associatie tussen een zintuigelijke prikkel en een (traumatische) onbewuste herinnering.
Terug naar de vuist. De vingers staan symbool voor de hersenschors (neocortex) ofwel het mensenbrein. Met dit gedeelte van het brein kun je logisch nadenken, plannen, doelen stellen, problemen oplossen, aan zelfreflectie doen, leren, dingen afwegen en erover praten. Het is het meest geëvalueerde gedeelte van het brein.
Het zoogdierenbrein (oa emotiecentrum) werkt als een stoplicht op de zintuigelijke prikkels die binnenkomen:
Window of tolerance
Als het stoplicht op oranje staat ben je nog binnen je Window of tolerance, ook wel het raampje genoemd. Als de stress binnen het raampje blijft ofwel je de stress kunt verdragen dan kan je nog nadenken en kiezen hoe je reageert. Aan het lichaam merk je het volgende: verhoogde hartslag, snellere ademhaling, zintuigen worden gevoeliger, spieren raken meer gespannen. Het ligt aan de situatie en gedachten van het kind wat het gaat doen. Gedachte: het is oké, niks aan de hand. Het kind gaat terug naar groen. Denkt het kind: dit gaat mis, ik ga pijn krijgen… dan gaat het kind uit zijn raampje naar rood. De stress klapt uit het raampje. Bij rood kan het kind niet meer nadenken of een oplossing bedenken. Het lichaam stuurt zichzelf aan om zich te verdedigen tegen gevaar: vechten, vluchten of bevriezen.
Het helpt om kinderen bewust te maken van de werking van het brein. Leg het uit aan de hand van de vuist en het aanleren van de termen als reptielenbrein, zoogdierenbrein en mensenbrein. En door ‘het raampje’ uit te leggen. Als ouder, leerkracht of coach helpt het om dit voor het kind beeldend te maken. Daarna kan je op zoek gaan naar manieren om het kind te helpen in zijn raampje te blijven of weer terug te komen in zijn raampje. Terug van rood, naar oranje en dan naar groen.
Zelf naar het kind toe (ouder, leerkracht of coach):
Materialen: